De milieugeschiedenis van Nederland heeft sterk bijgedragen aan hoe de Nederlandse samenleving aankijkt tegen de watervoorraden en ermee werkt. Water is zowel een uitdaging als een zegen voor de inwoners van het land, en een groot deel van de Nederlandse geschiedenis draait rond de aanpassing aan hun waterrijke omgeving. Sommigen zouden zelfs zeggen dat het water in de Nederlandse genen zit (Nederlandse Water Sector, 2016). Tot ongeveer 1000 na Christus was Nederland geen zeer bewoonbare plaats, het bestond voornamelijk uit moerassen (lage, natte grond) en door mensen gebouwde terpen die zichzelf beschermden tegen overstromingen en de stijgende zee. In de vroege Middeleeuwen bestond het westelijke deel van Nederland nog steeds uit voornamelijk turfland. Dorpelingen legden het land zelf droog door het graven van sloten en de bouw van dammen en dijken (Rijkswaterstaat, 2016). Zelfs toen was waterbeheer gebaseerd op de samenwerking tussen de verschillende eigenaren en gebruikers van grond.Samenwerking en 'het poldermodel' (een vorm van samenwerking op zoek naar het beste compromis) zijn typerend voor de Nederlandse aanpak van het waterbeheer geweest. Vanaf het begin was het duidelijk dat de enige manier om de problemen met water te beheren, samenwerking was. Het land werd herhaaldelijk geteisterd door overstromingen en grote delen verdwenen in de zee. De Zuiderzee (een grote binnenzee) bijvoorbeeld, werd gevormd door een dergelijke overstroming rond 1300 (Rijksuniversiteit Groningen, 2016). Vanaf de 13de eeuw werden grotere coöperaties gevormd, op basis van gemeenschappelijke belangen voor veilig water. De drooglegging van plassen en meren met behulp van windmolens (nu onderdeel van bekende internationale beeldspraak van het land) begon na 1400 (foto 9.2), toen er belangrijke verdedigingswerken tegen de zee waren aangelegd (Rijksuniversiteit Groningen, 2016).
Foto 9.2. Nederlandse molen
De 3.000 polders (zie figuur 1 voor een voorbeeld) die nu in Nederland bestaan, zijn voornamelijk gecreëerd door drooglegging met behulp van windmolens en gemalen.De laatste grote natuurlijke watersnoodramp die het volk van Nederland moest doorstaan, was in 1953 (foto 9.3). Ook in meer recente tijden blijft samenwerking noodzakelijk. Dat omvat verschillende beleidsterreinen om zodoende een veelvoud van water gerelateerde belangen aan te pakken.
Foto 9.3. Samenwerking om dijken te bouwen na de grote storm van 1953
Het ministerie van 'Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu' is verantwoordelijk voor de Nederlandse drinkwatervoorziening. Ze werken momenteel samen met het ministerie van Verkeer en Waterstaat, dat het watermanagement en het beheer van de staatswateren coördineert.
Rijkswaterstaat, opgericht in 1798 als het 'Bureau voor den Waterstaat‘ is onderdeel van het Nederlandse ministerie van Infrastructuur en Milieu. Hun rol is de praktische uitvoering van de openbare werken en waterbeheer, met ondermeer de aanleg en het onderhoud van binnenwateren en wegen en de bescherming tegen overstromingen en de voorkoming daarvan. Het nationaal agentschap voor volksgezondheid en milieu brengt ook jaarlijks verslag uit aan de Nederlandse overheid.
Er zijn ook lagere overheden, die betrokken zijn:
De Nederlandse watervoorziening is sinds 1950 door de nationale wetgeving geïnstitutionaliseerd. Kwaliteitsnormen werden ingevoerd in de waterwet van 1957 en tegelijkertijd werden maatregelen genomen om de watervervuiling te verminderen. Om directe lozing van ongezuiverd afvalwater in het oppervlaktewater te voorkomen, werden rioolwaterzuiveringsinstallaties gebouwd door waterschappen en gemeenten. Maar destijds werd dit nog niet op een systematische manier afgehandeld (Reinhard, 2009).Nederland richtte al in 1899 de Koninklijke Vereniging van Drinkwatervoorziening (KVWN) op. In de loop van de vorige eeuw zijn kleine waterleidingbedrijven geleidelijk geïntegreerd in de regionale publieke vennootschappen (dit duurde ongeveer 50 jaar). Dit resulteerde in 2006 in 11 landelijke watervoorzieningsbedrijven. Om een dekking van 99% in de watervoorziening van Nederlandse huishoudens te bereiken, bood de overheid financiële steun tussen 1950 en 1970 (TU Delft, 2016).KVWN was de bakermat van organisaties zoals VEWIN, Kiwa en Aqua for All. VEWIN is een unie van Nederlandse waterleidingbedrijven. Er zijn ook zeer nauwe samenwerkingsverbanden voor onderzoek; Kiwa en KWR (Watercycle Research Institute) zijn bijvoorbeeld centrale partners in gezamenlijke onderzoeksprogramma's, zoals vastgelegd door waterbedrijven. De meeste drinkwaterbedrijven in Nederland zijn eigendom van particuliere, non-profit bedrijven. Deze zijn volledige kostendekkend zonder gemeentelijke- of overheidssubsidies.In 2009 kwam er een nieuwe wet Drinkwater voor Nederland (Helpdeskwater, 2016) met nieuwe bepalingen betreffende de productie en distributie van drinkwater en de organisatie van openbare drinkwatervoorziening. Het omvat bijvoorbeeld de risicobeoordeling op de continuïteit van de drinkwatervoorziening, het beheer van ontwrichting en noodvoorraden en wettelijke verplichtingen / taken van de waterleidingbedrijven. Deze nieuwe wet houdt reeds rekening met nieuwe Europese ontwikkelingen, zoals de Kaderrichtlijn Water (KRW), de richtlijn betreffende de bescherming tegen overstromingen en de Kaderrichtlijn Marine Strategie (Richtlijnen 2007/60/EG en 2008/56/EG).
In de wet van 2009 werden een aantal richtlijnen geformuleerd. Drinkwaterbedrijven moeten:
Rekening houdend met de zeer positieve internationale reputatie van de Nederlanders voor hun waterbeheer, lijkt het erop dat het 'poldermodel' succesvol is geweest in het voorzien van veilig, voldoende en water van goede kwaliteit (Nederlandse Waterschappen, 2015).