Dit hoofdstuk gaat over de relaties die de Nederlanders hebben gevormd met en rond water. Water en fysieke veiligheid zijn nauw verwant, maar meer dan dat onmiddellijke verband, zijn de historische en culturele ervaringen met water erg belangrijk voor de manier waarop het Nederlandse volk ermee omgaat, het behandelt en er zelfs mee innoveert. Het doel van dit hoofdstuk is niet alleen de geschiedenis van de relatie van één bepaald land tot water te vertellen, maar om het waterbeheer historisch en cultureel te kaderen en zo een uitgebreidere betekenis te geven aan hoe Nederland samenwerkt met en rond het water. De relatie tot drinkwaterzuivering is misschien niet meteen duidelijk, maar de onderstaande verkenning naar de Nederlandse afhankelijkheid van water en van de onderling afhankelijke factoren die het land voorzien van toegang tot veilig drinkwater, zullen dat hopelijk laten zien.Dit hoofdstuk begint met wat informatie over de fysieke context van Nederland en de geografie. Vervolgens zal de milieugeschiedenis worden beschreven, die duidelijk de ambivalente verhouding van het land met zijn waterrijke omgeving zal laten zien en hoe het land omgaat, zowel institutioneel als door middel van een model van onderhandeling. De hoge mate van onderlinge afhankelijkheid van Nederland met de omringende landen voor de toegankelijkheid van veilig drinkwater zal worden besproken, en hoe het Nederlandse volk hun waterbeheer doet volgens het 'poldermodel' (foto 9.1). Tenslotte wordt een recent innovatief waterzuiveringsproces dat in Nederland ontwikkeld is, besproken.
Foto 9.1. De 'Kamerik' polder als voorbeeld van de Nederlandse poldersysteem
Nederland is gelegen in Noordwest-Europa en strekt zich uit over ongeveer 300 km van noord naar zuid (langste afstand) (Figuur 9.1). Het is een van de dichtstbevolkte landen ter wereld. De bevolking wordt momenteel geschat op 16.929.326 (Reinhard, 2009). Nederland wordt omgeven door de Noordzee in het Westen en Noorden, Duitsland in het Oosten en België in het Zuiden. Het deelt een aantal grote rivieren (4 stromengebied) met omringende landen; te weten België, Frankrijk en Duitsland.Nederland heeft 451 kilometer aan kustlijn. De Nederlandse duinen maken deel uit van een groter systeem genaamd Deltawerken (in het Engels: Delta Works). De Deltawerken bestaan uit dammen, sluizen, sloten, dijken, bermen en stormvloedkeringen. De voormalige Zuiderzee (Southern sea) is nu een intern kunstmatig meer (IJsselmeer, sinds 1932) in het midden van het land, met voornamelijk zoet water (uit de rivieren de IJssel en de Vecht) en is een belangrijke voorziening voor drinkwater. De Zuiderzeewerken, die het IJsselmeer van de zee door dammen en sluizen afsloten, is het grootste waterbouwkundige project van Nederland in de twintigste eeuw.
Figuur 9.1. Kaart van Nederland
Samen met de Deltawerken in het Zuidwesten, zijn de Zuiderzeewerken uitgeroepen tot een van de zeven wonderen van de moderne wereld.
Nederland heeft een unieke geografische geschiedenis, omdat veel van het huidige land verkregen werd van de zee. Nog steeds ligt een groot deel van het land (ongeveer een kwart) onder de zeespiegel. Het land is zeer vlak, met slechts enkele heuvels in het oosten en zuiden die boven de zeespiegel liggen. Nederland heeft altijd een bijzondere relatie gehad tot het omliggende water, met zijn zeevarende geschiedenis en met grote overstromingen in het begin van de vorige eeuw. Door deze overstromingen ontstond de noodzaak om het land nog meer te beschermen tegen het water (bijvoorbeeld door middel van de Delta werken).
Het land heeft een zogenaamd gematigd zeeklimaat, beïnvloed door de Noordzee en de Atlantische Oceaan, met koele zomers en gematigde winters. De temperaturen overdag variëren van 2 °C - 6 °C in de winter tot 17 °C - 20 °C in de zomer. De gemiddelde neerslag in een jaar is 76,5 cm, wat nogal veel is.
Het drinkwater in Nederland is afkomstig van verschillende bronnen. Nederland probeert de best beschikbare bronnen te gebruiken om zijn drinkwater te produceren: microbiologisch veilig grondwater, oppervlaktewater met grondwater, en oppervlaktewater dat direct door een reactieve wand gereinigd wordt (Smeets, Medema, & van Dijk, 2009). Sinds 2005 wordt het meeste geproduceerd zonder gebruik te maken van chloor. Bij voorkeur worden fysische processen gebruikt, zoals sedimentatie, filtratie en UV-desinfectie. Indien absoluut nodig, wordt ozon of peroxide gebruikt voor oxidatie. Door productie en distributie van biologisch stabiel water (bio stabiel) wordt microbiologische groei voorkomen in het waterleidingsysteem.Ondanks dat Nederland zo'n ruim aanbod van (veilig) water heeft, betekent dat niet dat de Nederlanders er lichtzinnig mee omgaan. In 2004 werd het gemiddelde gemeentelijke watergebruik in Nederland gerekend tot de laagste in de ontwikkelde landen namelijk op slechts 128 liter/per persoon/per dag.Ongeveer 60% van het Nederlands drinkwater komt uit grondwater, vooral in het oostelijk deel van Nederland. De resterende 40% is afkomstig van oppervlaktewater, vooral in het westen waar waterbedrijven water uit de Rijn en de Maas pompen omdat het grondwater brak is.
De milieugeschiedenis van Nederland heeft sterk bijgedragen aan hoe de Nederlandse samenleving aankijkt tegen de watervoorraden en ermee werkt. Water is zowel een uitdaging als een zegen voor de inwoners van het land, en een groot deel van de Nederlandse geschiedenis draait rond de aanpassing aan hun waterrijke omgeving. Sommigen zouden zelfs zeggen dat het water in de Nederlandse genen zit (Nederlandse Water Sector, 2016). Tot ongeveer 1000 na Christus was Nederland geen zeer bewoonbare plaats, het bestond voornamelijk uit moerassen (lage, natte grond) en door mensen gebouwde terpen die zichzelf beschermden tegen overstromingen en de stijgende zee. In de vroege Middeleeuwen bestond het westelijke deel van Nederland nog steeds uit voornamelijk turfland. Dorpelingen legden het land zelf droog door het graven van sloten en de bouw van dammen en dijken (Rijkswaterstaat, 2016). Zelfs toen was waterbeheer gebaseerd op de samenwerking tussen de verschillende eigenaren en gebruikers van grond.Samenwerking en 'het poldermodel' (een vorm van samenwerking op zoek naar het beste compromis) zijn typerend voor de Nederlandse aanpak van het waterbeheer geweest. Vanaf het begin was het duidelijk dat de enige manier om de problemen met water te beheren, samenwerking was. Het land werd herhaaldelijk geteisterd door overstromingen en grote delen verdwenen in de zee. De Zuiderzee (een grote binnenzee) bijvoorbeeld, werd gevormd door een dergelijke overstroming rond 1300 (Rijksuniversiteit Groningen, 2016). Vanaf de 13de eeuw werden grotere coöperaties gevormd, op basis van gemeenschappelijke belangen voor veilig water. De drooglegging van plassen en meren met behulp van windmolens (nu onderdeel van bekende internationale beeldspraak van het land) begon na 1400 (foto 9.2), toen er belangrijke verdedigingswerken tegen de zee waren aangelegd (Rijksuniversiteit Groningen, 2016).
Foto 9.2. Nederlandse molen
De 3.000 polders (zie figuur 1 voor een voorbeeld) die nu in Nederland bestaan, zijn voornamelijk gecreëerd door drooglegging met behulp van windmolens en gemalen.De laatste grote natuurlijke watersnoodramp die het volk van Nederland moest doorstaan, was in 1953 (foto 9.3). Ook in meer recente tijden blijft samenwerking noodzakelijk. Dat omvat verschillende beleidsterreinen om zodoende een veelvoud van water gerelateerde belangen aan te pakken.
Foto 9.3. Samenwerking om dijken te bouwen na de grote storm van 1953
Het ministerie van 'Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu' is verantwoordelijk voor de Nederlandse drinkwatervoorziening. Ze werken momenteel samen met het ministerie van Verkeer en Waterstaat, dat het watermanagement en het beheer van de staatswateren coördineert.
Rijkswaterstaat, opgericht in 1798 als het 'Bureau voor den Waterstaat‘ is onderdeel van het Nederlandse ministerie van Infrastructuur en Milieu. Hun rol is de praktische uitvoering van de openbare werken en waterbeheer, met ondermeer de aanleg en het onderhoud van binnenwateren en wegen en de bescherming tegen overstromingen en de voorkoming daarvan. Het nationaal agentschap voor volksgezondheid en milieu brengt ook jaarlijks verslag uit aan de Nederlandse overheid.
Er zijn ook lagere overheden, die betrokken zijn:
De Nederlandse watervoorziening is sinds 1950 door de nationale wetgeving geïnstitutionaliseerd. Kwaliteitsnormen werden ingevoerd in de waterwet van 1957 en tegelijkertijd werden maatregelen genomen om de watervervuiling te verminderen. Om directe lozing van ongezuiverd afvalwater in het oppervlaktewater te voorkomen, werden rioolwaterzuiveringsinstallaties gebouwd door waterschappen en gemeenten. Maar destijds werd dit nog niet op een systematische manier afgehandeld (Reinhard, 2009).Nederland richtte al in 1899 de Koninklijke Vereniging van Drinkwatervoorziening (KVWN) op. In de loop van de vorige eeuw zijn kleine waterleidingbedrijven geleidelijk geïntegreerd in de regionale publieke vennootschappen (dit duurde ongeveer 50 jaar). Dit resulteerde in 2006 in 11 landelijke watervoorzieningsbedrijven. Om een dekking van 99% in de watervoorziening van Nederlandse huishoudens te bereiken, bood de overheid financiële steun tussen 1950 en 1970 (TU Delft, 2016).KVWN was de bakermat van organisaties zoals VEWIN, Kiwa en Aqua for All. VEWIN is een unie van Nederlandse waterleidingbedrijven. Er zijn ook zeer nauwe samenwerkingsverbanden voor onderzoek; Kiwa en KWR (Watercycle Research Institute) zijn bijvoorbeeld centrale partners in gezamenlijke onderzoeksprogramma's, zoals vastgelegd door waterbedrijven. De meeste drinkwaterbedrijven in Nederland zijn eigendom van particuliere, non-profit bedrijven. Deze zijn volledige kostendekkend zonder gemeentelijke- of overheidssubsidies.In 2009 kwam er een nieuwe wet Drinkwater voor Nederland (Helpdeskwater, 2016) met nieuwe bepalingen betreffende de productie en distributie van drinkwater en de organisatie van openbare drinkwatervoorziening. Het omvat bijvoorbeeld de risicobeoordeling op de continuïteit van de drinkwatervoorziening, het beheer van ontwrichting en noodvoorraden en wettelijke verplichtingen / taken van de waterleidingbedrijven. Deze nieuwe wet houdt reeds rekening met nieuwe Europese ontwikkelingen, zoals de Kaderrichtlijn Water (KRW), de richtlijn betreffende de bescherming tegen overstromingen en de Kaderrichtlijn Marine Strategie (Richtlijnen 2007/60/EG en 2008/56/EG).
In de wet van 2009 werden een aantal richtlijnen geformuleerd. Drinkwaterbedrijven moeten:
Rekening houdend met de zeer positieve internationale reputatie van de Nederlanders voor hun waterbeheer, lijkt het erop dat het 'poldermodel' succesvol is geweest in het voorzien van veilig, voldoende en water van goede kwaliteit (Nederlandse Waterschappen, 2015).
Elk land heeft te maken met de onderlinge verbondenheid van diverse water gerelateerde belangen. Bewoners voorzien van fysieke veiligheid voor het natuurlijk geweld dat water kan hebben, is slechts een van hen, maar historisch heeft het de Nederlandse samenleving gevormd. Daarnaast heeft Nederland ook een lange geschiedenis in de scheepvaart en zelfs vandaag vormt scheepvaart (op de rivieren) een belangrijk water gerelateerd belang dat van elkaar afhankelijk is bij landbouwbelangen, recreatieve belangen, de belangen van de natuur en de belangen van de drinkwatervoorziening.Het Nederlandse watersysteem zelf bestaat uit verschillende samenhangende onderdelen, die mede afhankelijk zijn voor de kwaliteit en kwantiteit van water zijn (Rijkswaterstaat, 2016). Het land, de polders en rivieren van Nederland kunnen niet los van elkaar worden gezien. Hun onderlinge verbondenheid is de basis voor ons waterbeheerssysteem. Vooral in perioden van overtollige neerslag (in Nederland en in de landen stroomopwaarts), of gedurende langere periodes van droogte, wordt het waterdistributiesysteem voortdurend gecontroleerd en gemanipuleerd zodat alle water gerelateerde belangen optimaal fungeren. Verschillende scenario's, afspraken en technologieën (zoals sluizen) vergemakkelijken dit proces.
Lokaal praktijkvoorbeeld
Een van de belangrijkste voorbeelden van regionale watervoorziening voor drinkwater-doeleinden is het systeembeheer rond het Amsterdam-Rijnkanaal en het Noordzeekanaal (zie figuur 9.2). Dit systeem van kanalen, stroomgebieden, polders, sloten, sluizen, pompen en meren is, naast de bescherming van de levering voor de productie van drinkwater, ook van groot belang voor de scheepvaartverbindingen tussen IJmond, Amsterdam en Duitsland. De rivieren zorgen voor afvoer van hemelwater in de stroomgebieden. Het systeem voert dit water af in de Noordzee door middel van spuisluizen, maar wanneer de zee te hoog is neemt het pompstation het over.In droge tijden, als het rivierpeil laag is, en de polders water uit de meren opnemen, moet toch de vaardiepte voor schepen worden gegarandeerd. Extra water uit het IJsselmeer (de voormalige Zuiderzee en nu een natuurreservaat van nationaal en internationaal belang) of de rivier de Waal, kan vervolgens worden aangevoerd door de werking van sluizen. Maar de hoeveelheid die van de Waal kan worden toegevoerd is afhankelijk van de hoeveelheid water die nodig is om de waterniveaus in de Neder-Rijn, stroomafwaarts van de Waal, te handhaven. Als er minder water uit de Waal kan worden omgeleid, is er een andere mogelijkheid, het aanvoeren van water van het Amsterdam-Rijnkanaal door het spoelen van de Vecht, maar alleen als het waterpeil van het Markermeer dit toelaat.
Figuur 9.2. Kaart aangepast van ideogram (2016)
Een probleem voor de waterkwaliteit bij dit systeem, is verzilting. De schepen die door de zeesluizen bij IJmuiden gaan, zorgen ervoor dat zout water in het Noordzeekanaal stroomt, helemaal tot aan de plaats waar het aansluit op het Amsterdam-Rijnkanaal. Ecologisch heeft het Noordzeekanaal een belangrijke functie bij de migratie van vis (die in zout water leven, maar in zoet water broeden) en het zoutwater gradiënt zorgt voor unieke ecologische kenmerken (de geleidelijke overgang van zout naar zoet water is belangrijk voor de vissen zodat ze zich aan kunnen passen aan de fysiologisch verschillende omstandigheden).De vismigratie heeft geleden onder de plaatsing van sluizen en sloten (Van der Linden, van Alphen, Wanningen, van Herk, 2012), dat maakt meer samenwerkingsverbanden noodzakelijk. Huidige oplossingen zijn gevonden door recreatieve sloten ‘s nachts te openen ten behoeve van de vismigratie. Een verwant probleem echter, zijn de waterniveaus van zout water in het Noordzeekanaal. Sinds het verbonden is met het Amsterdam-Rijnkanaal, dat een inlaatpunt vormt voor drinkwater, moet voorkomen worden dat het binnendringen van zout water niet te ver oprukt. Om deze inlaat te stoppen, wordt soms water van het Markermeer binnen gelaten. Het water uit het Amsterdam-Rijnkanaal heeft echter een extra functie. In droge perioden kan het worden gebruikt om verzilting van polders te bestrijden (deze bestaan vaak uit landbouwgrond). Deze bepaling is onderhevig aan een waterovereenkomst uit 1980 getiteld ‘Kleinschalige Watervoorziening Bepaling‘ die exact het aantal kubieke meters zoet water aangeeft dat het systeem naar de polders moet pompen in tijden van watertekort.Het bovenstaande lokale voorbeeld toont aan dat verschillende scenario's zijn uitgewerkt, afspraken zijn vastgelegd, samenwerkingsverbanden gevormd en technologieën toegepast in dit regionaal systeem. Maar het Nederlandse watersysteem is niet alleen een lokaal met elkaar verbonden systeem zoals het voorbeeld van de scheepvaart al liet doorschemeren, Nederland is ook zeer afhankelijk van de omringende landen, via zogenaamde grensoverschrijdende grondwaterlagen (AVVN, 2008).In termen van hydrologische bekkens, deelt Nederland de belangrijkste stroomgebieden (figuur 9.3) met andere Europese landen. De belangrijkste zijn de Rijn en de Maas.
Figuur 9.3. Stroomgebiedsdistricten
Stromend door acht soevereine Europese staten, is de Rijn een internationale geopolitieke entiteit (Mediation project, 2016). Er is een internationale commissie voor de bescherming van de Rijn ingesteld. Op dit moment is de rivier de Rijn is een mix van sneeuw gevoed / regen gevoed systeem. Als gevolg van de klimaatverandering kan hij veranderen in een overwegend door regenval gevoed systeem. De economieën van de landen die hij doorkruist, profiteren in veel opzichten van de toegang tot de Rijn (navigatie, drinkwater, industriële verwerking van water, landbouw irrigatie, waterkracht, lozing van verontreinigende stoffen en koelwater). Het grootste deel van het Maasbekkengebied is in Wallonië (België), gevolgd door Frankrijk, Nederland (8000 km2), Duitsland, Vlaanderen (België) en Luxemburg.Zoals het bovenstaande voorbeeld laat zien, kunnen landen op een (meer) mondiaal niveau streven naar de ontwikkeling van het internationaal waterrecht (bijvoorbeeld door middel van bekrachtiging van verdragen inzake grensoverschrijdende grondwaterlagen). In bepaalde gevallen kan de ontwikkeling van spelers als landen als Nederland ook voorzien in (donor) hulp op regionaal niveau, door het verschaffen van programma's voor technische bijstand en capaciteitsopbouw op basis van hun kennis (met betrekking tot riolering, watersystemen, irrigatie-oplossingen, controle van overstromingen en waterkracht, bijvoorbeeld; van Genderen en Rood, 2011).
"Nederland leeft met water. Ontwikkelingen zoals bevolkingsgroei, verstedelijking en de stijgende zeespiegel maken het een steeds grotere uitdaging om ervoor te zorgen dat het water duurzaam wordt beheerd. Vernuft is nodig om ervoor te zorgen dat de juiste kwaliteit van het water constant beschikbaar is en in de juiste hoeveelheden" (SenterNovem, 2016).Een recente innovatie om rioolwaterzuivering efficiënter te maken is Nereda. Nereda® is een innovatieve, geavanceerde biologische afvalwaterzuiveringstechnologie die water zuivert met behulp van de unieke kenmerken van aerobe granulaire biomassa. Hier kan een YouTube-video worden bekeken die het proces uitlegt: https://www.youtube.com/watch?v=P6fWCEHPt_0.
Delta Works. (n.d.) In Wikipedia. Ontvangen 26 januari 2016, van https://en.wikipedia.org/wiki/Delta_Works.
Dutch Water Sector (n.d.). The Netherlands – A brief history. Ontvangen 26 januari 2016 van http://www.dutchwatersector.com/our-history/.
Dutch Water Authorities (2015). Water governance: The Dutch water authority model. Ontvangen 26 januari 2016 van http://www.dutchwaterauthorities.com/wp-content/uploads/2015/05/Water-Governance-The-Dutch-Water-Authority-Model1.pdf.
Helpdeskwater (2016). The water act in brief. Ontvangen 27 januari 2016 van http://www.helpdeskwater.nl/publish/pages/31367/the_dutch_water_act_in_brief.pdf.
Ideogram (2016). Netwerkkaart van Nederlandse Waterwegen. Ontvangen 27 januari 2016 van http://www.ideogram.nl/sites/default/files/waterkaart%20web.pdf.
Mediation project (2016). Turning point analysis of Rhine river policies. Ontvangen 27 januari 2016 van http://www.mediation-project.eu/platform/cases/we2_salmon_policy_initial_knowledge.html.
Reinhard, S. (2009). Water policy in the Netherlands: integrated management in a densely populated delta. Earthscan.
Rijksuniversiteit Groningen (2016). Windmills in Dutch history. Ontvangen 26 januari 2016 van http://www.let.rug.nl/polders/boekje/history.htm.
Rijkswaterstaat (2016). Water management in the Netherlands. Ontvangen 26 januari 2016 van http://staticresources.rijkswaterstaat.nl/binaries/ Water%20Management%20in%20the%20Netherlands_tcm21-37646.pdf.
SenterNovem (2016). Living with water: 49 water projects in the Netherlands within the context of LIFE Environment (1992-2006). Ontvangen 27 januari 2016 van http://ec.europa.eu/environment/life/publications/otherpub/documents/waternl_en.pdf.
Smeets, P. W. M. H., Medema, G. J., & Van Dijk, J. C. (2009). The Dutch secret: how to provide safe drinking water without chlorine in the Netherlands. Drinking Water Engineering and Science, 2 (1), 1-14.
TU Delft (2016). Addendum Drinking water and the Netherlands. Ontvangen 27 januari 2016 van http://ocw.tudelft.nl/fileadmin/ocw/ cursussen / SanitaryEngineering / res00053 / ingebed /11_addendum_deel.pdf.
UNGA (2008). Resolution A/RES/63/124: the law of transboundary aquifers. Ontvangen 01-12-2015 van http://www.isarm.net/dynamics/modules/SFIL0100/view.php?fil_Id=282.
Van der Linden, G. van Alphen, J., Wanningen, H. van Herk, J. (2012). Snelweg for vissen: Samenwerking aan vismigratie Noordzeekanaal loont. Ontvangen 27 januari 2016 van http://edepot.wur.nl/231328.
Van Genderen, R., & Rood, J. (2011). Water diplomacy: A niche for the Netherlands? Ontvangen 27 januari 2016 van http://www.clingendael.nl/sites/default/files/ 20111200_cling_report_waterdiplomacy_rgenderen_jrood.pdf.
Water supply and sanitation in the Netherlands (n.d.). In Wikipedia. Ontvangen 26 januari 2016 van http://en.wikipedia.org/wiki/Water_supply_and_sanitation_in_the_Netherlands.
Zuiderzee Works. (n.d.) In Wikipedia. Ontvangen 26 januari 2016 van https://en.wikipedia.org/wiki/Zuiderzee_Works.